Handreiking 1154 De fraudemeldplicht van de accountant bij wettelijke controles van niet oob’s (artikel 26 lid 2 Wta) helpt controlerend accountants om hun wettelijke meldplicht goed te begrijpen en toe te passen. De handreiking verduidelijkt de verdeling van verantwoordelijkheden tussen klant en accountant, geeft een praktisch stappenplan en laat met praktijkvoorbeelden zien hoe accountants hun wettelijke meldplicht zorgvuldig kunnen vervullen.

De handreiking richt zich op wettelijke controles bij organisaties die niet van openbaar belang zijn. Centraal staat de hoofdregel uit artikel 26 lid 2 Wta: de accountant doet een melding bij een opsporingsambtenaar als er sprake is van een redelijk vermoeden van fraude van materieel belang, tenzij de klant de fraude tijdig en voldoende onderzoekt en herstelt (op basis van artikel 37 Bta). De handreiking beschrijft welke informatie de accountant daarvoor nodig heeft, welke afwegingen een rol spelen en hoe de accountant zijn oordeel en documentatie inricht. De handreiking bevat handvatten voor het beoordelen van een herstelplan, het volgen van de uitvoering van herstelmaatregelen en het communiceren met management en met governance belaste personen, ook in situaties waarin de opdrachtrelatie wordt beëindigd.

De NBA geeft daarnaast nadere duiding aan de samenloop met andere wettelijke plichten, zoals meldingen op grond van de Wwft en NV NOCLAR.

Tot slot bevat de handreiking voorbeeldbrieven voor de communicatie over vermoedens van fraude richting cliënt, zowel in het Nederlands als in het Engels. Daarmee biedt de handreiking concrete ondersteuning voor de praktijk van controlerend accountants, zodat zij in complexe fraudesituaties in het publieke belang kunnen handelen en hun meldplicht op een zorgvuldige en consistente manier kunnen naleven.

open document in nieuw tabblad