De casus betreft een fictieve situatie, die is samengesteld op basis van delen van verschillende cases uit binnen- en buitenland. Elke overeenkomst met een reële situatie berust op toeval. De opvolging in de beschreven situatie is illustratief. In de praktijk zal een accountant van geval tot geval moeten bepalen wat in de specifieke situatie de noodzakelijke stappen en werkzaamheden zijn.

Wat heeft de accountant geconstateerd?

In het kader van het samenstellen van de jaarrekening 201X van X B.V. heeft het team geconstateerd dat bij de vrouw van de directeur-grootaandeelhouder een bijtelling voor het privégebruik van een auto in de loonadministratie is verwerkt, terwijl de auto feitelijk bestuurd wordt door haar dochter. Mevrouw is ouder dan 65 en heeft daardoor een lager belastingtarief dan haar dochter. Ten gevolge hiervan wordt door deze handelswijze mogelijk ten onrechte een belastingvoordeel verkregen. Tevens werkt mevrouw bij X B.V. terwijl dochter bij dochtermaatschappij Y B.V. in dienst is. Hierdoor worden de leasekosten niet geregistreerd in de entiteit waar de bestuurder in dienst is. Deze zouden namelijk in Y B.V. ten laste van het resultaat moeten komen.

Wat heeft de accountant gedaan?

De verantwoordelijke accountant is navraag gaan doen bij de directie van de onderneming, echter deze heeft hiervoor geen bevredigende verklaring kunnen geven en was niet bereid tot aanpassing van het geconstateerde.

Wat was de uitkomst?

De directie wil niet meewerken aan het verstrekken van nadere informatie en erkent niet dat sprake is van bewust frauduleus handelen. De directie gaat niet over tot herstellen in de financiële administratie. Deze houding en reactie van de directie heeft geleid tot een integriteitsissue van het management en is voor de accountant aanleiding om de opdracht terug te geven.

Vervolgens heeft de accountant een melding bij FIU-NL gedaan in verband met ongebruikelijke transacties die verband houden met een voorgenomen ongebruikelijke transactie (witwassen).

Fraudeprotocol

De accountant heeft op effectieve wijze invulling gegeven aan specifiek de volgende (verkort weergegeven) aspecten van het Fraudeprotocol:

10. Als sprake is van een aanwijzing van mogelijke fraude onderneemt de accountant concrete actie. Er wordt onderzocht of al dan niet sprake is van een incident.

12. Elke aanwijzing van fraude wordt besproken met de bestuurders en/of interne toezichthouder van de cliënt. Accountants geven aan welke acties de cliënt tenminste moet ondernemen.

15. Accountants beoordelen per geval of een herstelplan toereikend is en of (nog) andere acties nodig zijn. Bij een weigering door de cliënt om een aanwijzing van fraude te onderzoeken en/of een ontoereikend herstelplan melden accountants een fraude van materieel belang bij de betreffende opsporingsdienst (indien sprake is van een wettelijke controle) en de opdracht wordt voortijdig beëindigd.

16. In alle gevallen (dus ook als de fraude van niet materieel belang en/of het herstelplan toereikend is), overwegen accountants welke gevolgen de gesignaleerde integriteitsrisico’s voor hun opdracht hebben.

17. Accountants melden ongebruikelijke transacties altijd en zo snel mogelijk bij de Financial Intelligence Unit-Nederland (FIU-NL). Indien er sprake is van fraude dan is er bijna altijd sprake van een ongebruikelijke transactie.