Hoofdstuk I Voorwerp en definities

Artikel 1

Onderwerp

Deze richtlijn stelt regels vast voor de wettelijke controle van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen en de assurance van jaarlijkse en geconsolideerde duurzaamheidsrapportering.

Artikel 2

Definities

In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „wettelijke controle van jaarrekeningen (financiële overzichten)”: een controle van een jaarrekening (een jaarlijks financieel overzicht) of een geconsolideerde jaarrekening (een geconsolideerd financieel overzicht), voor zover deze:

    1. door het recht van de Unie wordt voorgeschreven;

    2. door nationaal recht wordt voorgeschreven met betrekking tot kleine ondernemingen;

    3. op vrijwillige basis op verzoek van kleine ondernemingen wordt uitgevoerd en voldoet aan nationale wettelijke voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die welke gelden voor de in punt b) bedoelde controle, voor zover die controle bij nationale wetgeving als wettelijke controle is voorgeschreven;

  2. „wettelijke auditor”: een natuurlijke persoon die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat overeenkomstig deze richtlijn is toegelaten tot het uitvoeren van wettelijke controles van jaarrekeningen en, waar van toepassing, de assurance van duurzaamheidsrapportering;

  3. „auditkantoor”: een rechtspersoon of een andere entiteit, ongeacht de rechtsvorm, die door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat overeenkomstig deze richtlijn is toegelaten tot het uitvoeren van wettelijke controles van jaarrekeningen en, waar van toepassing, de assurance van duurzaamheidsrapportering;

  4. „auditorganisatie van een derde land”: een organisatie, ongeacht haar rechtsvorm, die controles uitvoert van de jaarlijkse of geconsolideerde financiële overzichten, of, waar van toepassing, de assurance van duurzaamheidsrapportering van een onderneming met zetel in een derde land, en die in geen enkele lidstaat is ingeschreven als auditkantoor als gevolg van toelating overeenkomstig artikel 3;

  5. „auditor van een derde land: een natuurlijke persoon die controles uitvoert van de jaarlijkse of geconsolideerde financiële overzichten, of, waar van toepassing, de assurance van duurzaamheidsrapportering van een onderneming met zetel in een derde land, en die in geen enkele lidstaat is ingeschreven als wettelijke auditor als gevolg van toelating overeenkomstig de artikelen 3 en 44;

  6. „groepsauditor”: de wettelijke auditor die of het auditkantoor dat de wettelijke controle uitvoert van de geconsolideerde financiële overzichten, of, waar van toepassing, de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering;

  7. „netwerk”: de grotere structuur:

    • die op samenwerking is gericht en waartoe een wettelijke auditor of een auditkantoor behoort, en

    • die duidelijk is gericht op winst- of kostendeling, of het delen van gemeenschappelijke eigendom, zeggenschap of bestuur, een gemeenschappelijk beleid en procedures inzake kwaliteitsbeheersing, een gemeenschappelijke bedrijfsstrategie, het gebruik van een gemeenschappelijke merknaam of een aanzienlijk deel van de bedrijfsmiddelen;

  8. „verbonden entiteit van een auditkantoor”: een entiteit met om het even welke rechtsvorm die met een auditkantoor verbonden is door middel van gemeenschappelijke eigendom, zeggenschap of bestuur;

  9. „controleverklaring”: het in artikel 51 bis van Richtlijn 78/660/EEG en artikel 37 van Richtlijn 83/349/EEG bedoelde verslag dat is uitgebracht door de wettelijke auditor of het auditkantoor;

  10. „bevoegde autoriteiten”: bij wet aangewezen instanties die belast zijn met de regelgeving betreffende en/of het toezicht op wettelijke auditors en auditkantoren of specifieke aspecten daarvan; de verwijzing naar de „bevoegde autoriteit” in een artikel is een verwijzing naar de autoriteit(en) die verantwoordelijk is (zijn) voor de in dat artikel genoemde taken;

  11. -

  12. „internationale standaarden voor jaarrekeningen”: de International Accounting Standards (IAS), de International Financial Reporting Standards (IFRS) en de daarmee verband houdende interpretaties (SIC/IFRIC interpretations), wijzigingen van deze standaarden en interpretaties, toekomstige standaarden en daarmee verband houdende interpretaties die worden vastgesteld of goedgekeurd door de International Accounting Standards Board (IASB);

  13. „organisaties van openbaar belang”:

    1. onder het recht van een lidstaat vallende entiteiten waarvan de effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG;

    2. kredietinstellingen in de zin van artikel 3, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338)., en die geen kredietinstelling zijn als bedoeld in artikel 2 van die richtlijn;

    3. verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 91/674/EEG; of

    4. door de lidstaten als organisaties van openbaar belang aangemerkte entiteiten, bijvoorbeeld ondernemingen die van groot algemeen belang zijn als gevolg van de aard van hun bedrijfsactiviteiten, hun omvang of de grootte van hun personeelsbestand;

  14. „coöperatie”: een Europese coöperatieve vennootschap zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (ECV) PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1., of een andere coöperatie waarvoor het Gemeenschapsrecht een wettelijke controle van jaarrekeningen voorschrijft, zoals kredietinstellingen als omschreven in artikel 1, punt 1, van Richtlijn 2000/12/EG, en verzekeringsondernemingen in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 91/674/EEG;

  15. „persoon die geen beroepsbeoefenaar is”: een natuurlijke persoon die gedurende zijn of haar betrokkenheid bij het beheer van het stelsel van publiek toezicht en gedurende ten minste de drie daaraan onmiddellijk voorafgaande jaren geen wettelijke controles van financiële overzichten heeft verricht, geen stemrechten in een auditkantoor heeft bezeten, geen lid is geweest van het administratieve, leidinggevende of bestuursorgaan van een auditkantoor en niet in dienst is geweest van of verbonden is geweest aan een auditkantoor;

  16. „voornaamste vennoot/vennoten”:

    1. de wettelijke auditor(s) die door een auditkantoor voor een bepaalde controleopdracht is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke(n) voor de uitvoering van de wettelijke controle van jaarrekeningen namens het auditkantoor; of

    2. in het geval van een groepscontrole, ten minste de wettelijke auditor(s) die door een auditkantoor is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke(n) voor de uitvoering van de wettelijke controle van jaarrekeningen op groepsniveau en de wettelijke auditor(s) die is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke(n) op het niveau van materiële dochterondernemingen; of

    3. de wettelijke auditor(s) die de controleverklaring ondertekent/ondertekenen;

16 bis. ,,voornaamste duurzaamheidsvennoot-vennoten”:

    1. de wettelijke auditor(s) die voor een bepaalde assuranceopdracht van duurzaamheidsrapportering door een auditkantoor is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke om de assurance van duurzaamheidsrapportering namens het auditkantoor uit te voeren, of

    2. in het geval van de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering, ten minste de wettelijke auditor(s) die door een auditkantoor is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke om de assurance van duurzaamheidsrapportering uit te voeren op het niveau van de groep en de wettelijke auditor(s) die is/zijn aangewezen als hoofdverantwoordelijke op het niveau van belangrijke dochterondernemingen, of

    3. de wettelijke auditor(s) die de in artikel 28 bis bedoelde assuranceverklaring ondertekent/ ondertekenen;”;

  1. „middelgrote ondernemingen”: ondernemingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 3, van Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2013/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende de jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten en aanverwante verslagen van bepaalde ondernemingsvormen, tot wijziging van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad (PB L 182 van 29.6.2013, blz. 19).;

  2. „kleine ondernemingen”: ondernemingen als bedoeld in artikel 1, lid 1, en artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2013/34/EU;

  3. „lidstaat van herkomst”: een lidstaat waar een wettelijke auditor of een auditkantoor overeenkomstig artikel 3, lid 1, is toegelaten;

  4. „lidstaat van ontvangst”: een lidstaat waar een door zijn/haar lidstaat van herkomst toegelaten wettelijke auditor overeenkomstig artikel 14 ook wenst te worden toegelaten, of een lidstaat waar een door zijn/haar lidstaat van herkomst toegelaten auditkantoor overeenkomstig artikel 3 bis, wenst geregistreerd te worden of geregistreerd is.

  5. ,,duurzaamheidsrapportering”: duurzaamheidsrapportering zoals gedefinieerd in artikel 2, punt 18), van Richtlijn 2013/34/EU;

  6. ,,assurance van duurzaamheidsrapportering”: de verrichting van procedures die leiden tot het oordeel van de wettelijke auditor of het auditkantoor overeenkomstig artikel 34, lid 1, tweede alinea, punt a bis), en artikel 34, lid 2, van Richtlijn 2013/34/EU;

  7. ,,onafhankelijke verlener van assurancediensten”: een conformiteitsbeoordelingsinstantie die overeenkomstig Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad Verordening (EG) nr. 765/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 30). geaccrediteerd is voor de in artikel 34, lid 1, tweede alinea, punt a bis), van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde specifieke conformiteitsbeoordelingsactiviteit.

Hoofdstuk II Toelating, permanente scholing en wederzijdse erkenning

Artikel 3

Toelating, permanente scholing en wederzijdse erkenning

  1. Een wettelijke controle van jaarrekeningen mag alleen worden uitgevoerd door wettelijke auditors en auditkantoren die zijn toegelaten door de lidstaat die deze controles eist.

  2. Elke lidstaat wijst de bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijk is voor de toelating van de wettelijke auditors en auditkantoren. 

  3. Onverminderd artikel 11 mogen alleen natuurlijke personen die ten minste aan de in de artikelen 4 en 6 tot en met 10 gestelde voorwaarden voldoen, door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden toegelaten als wettelijke auditors.

  4. Alleen entiteiten die aan de onder a) tot en met d) gestelde voorwaarden voldoen, mogen door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten worden toegelaten als auditkantoren:

    1. de natuurlijke personen die wettelijke controles van jaarrekeningen namens een kantoor uitvoeren, die ten minste voldoen aan de in de artikelen 4 en 6 tot en met 12 gestelde voorwaarden en toegelaten zijn in die lidstaat als wettelijke auditors;

    2. een meerderheid van de stemrechten van de entiteit is in het bezit van auditkantoren die in een lidstaat zijn toegelaten, of van natuurlijke personen die ten minste voldoen aan de in de artikelen 4 en 6 tot en met 12 gestelde voorwaarden. De lidstaten kunnen bepalen dat dergelijke natuurlijke personen ook in een andere lidstaat moeten zijn toegelaten. Voor de wettelijke controle van coöperaties, spaarbanken en soortgelijke instellingen als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG, of van een dochteronderneming of wettelijke opvolger van een coöperatie, een spaarbank of een soortgelijke instelling als bedoeld in artikel 45 van Richtlijn 86/635/EEG, kunnen de lidstaten andere specifieke bepalingen inzake de stemrechten vaststellen;

    3. een meerderheid — van ten hoogste 75 % — van de leden van het leidinggevende of bestuursorgaan van de entiteit bestaat uit auditkantoren die in een lidstaat zijn toegelaten, of uit natuurlijke personen die ten minste voldoen aan de in de artikelen 4 en 6 tot en met 12 gestelde voorwaarden. De lidstaten kunnen bepalen dat dergelijke natuurlijke personen ook in een andere lidstaat moeten zijn toegelaten. Wanneer dit orgaan uit slechts twee leden bestaat, moet één van deze leden ten minste aan de in dit lid gestelde voorwaarden voldoen;

    4. het kantoor voldoet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarde.

      De lidstaten mogen alleen bijkomende voorwaarden stellen in verband met het bepaalde onder c), die in verhouding staan tot het nagestreefde doel en niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is.

Artikel 3 bis

Erkenning van auditkantoren

  1. In afwijking van artikel 3, lid 1, heeft een in een lidstaat toegelaten auditkantoor het recht in een andere lidstaat wettelijke controles van financiële overzichten te verrichten, mits de voornaamste vennoot die namens het auditkantoor de wettelijke controle verricht, in de lidstaat van ontvangst voldoet aan artikel 3, lid 4, onder a).

  2. Een auditkantoor dat in een andere lidstaat dan zijn lidstaat van herkomst wettelijke controles van financiële overzichten wil verrichten, laat zich overeenkomstig de artikelen 15 en 17 registreren bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst.

  3. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst registreert het auditkantoor indien zij heeft vastgesteld dat het auditkantoor geregistreerd is bij de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst. Indien de lidstaat van ontvangst zich wil baseren op een certificaat van registratie van het auditkantoor in de lidstaat van herkomst, kan de bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst de eis stellen dat het door de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst afgegeven certificaat niet meer dan drie maanden oud mag zijn. De bevoegde autoriteit in de lidstaat van ontvangst brengt de bevoegde autoriteit in de lidstaat van herkomst op de hoogte van de registratie van het auditkantoor.

Artikel 4

Betrouwbaarheid

De bevoegde autoriteiten van een lidstaat mogen slechts toelating verlenen aan betrouwbare natuurlijke personen of kantoren.

Artikel 5

Intrekking van de toelating

  1. De toelating van een wettelijke auditor of een auditkantoor wordt ingetrokken indien de betrouwbaarheid van deze persoon of dat kantoor ernstig in het gedrang is gekomen. De lidstaten kunnen evenwel een redelijke termijn toestaan om aan de betrouwbaarheidsvereisten te voldoen.

  2. De toelating van een auditkantoor wordt ingetrokken indien niet langer wordt voldaan aan één van de in artikel 3, lid 4, onder b) en c), gestelde voorwaarden. De lidstaten kunnen evenwel een redelijke termijn toestaan om aan deze voorwaarden te voldoen.

  3. Wanneer de toelating van een wettelijke auditor of een auditkantoor om enige reden wordt ingetrokken, deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst waar de toelating wordt ingetrokken, dit met opgave van de redenen voor de intrekking mee aan de relevante bevoegde autoriteiten van de lidstaten van ontvangst waar de wettelijke auditor of het auditkantoor eveneens is geregistreerd overeenkomstig artikel 3 bis, artikel 16, lid 1, onder c), en artikel 17, lid 1, onder i).

Artikel 6

Scholing

  1. Onverminderd artikel 11 kunnen natuurlijke personen slechts worden toegelaten tot het uitvoeren van wettelijke controles wanneer zij, na het niveau te hebben bereikt om tot een universiteit te worden toegelaten of een gelijkwaardig niveau, een theoretische opleiding en een praktijkopleiding hebben gevolgd en geslaagd zijn voor een door de betrokken lidstaat georganiseerd of erkend vakbekwaamheidsexamen van hetzelfde niveau als het eindexamen voor een universitaire opleiding, of gelijkwaardig niveau.

  2. Een natuurlijke persoon kan, naast de in lid 1 van dit artikel bedoelde toelating om wettelijke controles van jaarrekeningen uit te voeren, worden toegelaten om de assurance van duurzaamheidsrapportering uit te voeren wanneer is voldaan aan de aanvullende specifieke vereisten van artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 10, lid 1, tweede alinea, en artikel 14, lid 2, vierde alinea, van deze richtlijn.

  3. De in artikel 32 bedoelde bevoegde autoriteiten werken met elkaar samen om te komen tot convergentie van de in dit artikel gestelde vereisten. Bij hun samenwerking houden die bevoegde autoriteiten rekening met de ontwikkelingen in de auditpraktijk en binnen het auditberoep, en met name met de convergentie die al door het beroep is bereikt. Zij werken samen met het Comité van Europese auditorstoezichthouders (Committee of European Auditing Oversight Bodies — Ceaob) en de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde bevoegde autoriteiten voor zover deze convergentie betrekking heeft op de wettelijke controle en de assurance van duurzaamheidsrapportering van organisaties van openbaar belang.

Artikel 7

Vakbekwaamheidsexamen

  1. Het in artikel 6 bedoelde vakbekwaamheidsexamen biedt de garantie dat de noodzakelijke theoretische kennis van de vakgebieden die voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn, aanwezig is en bij de uitvoering van deze controle in de praktijk kan worden gebracht. Dit examen moet ten minste één schriftelijk gedeelte omvatten.

  2. De wettelijke auditor kan ook worden toegelaten tot het uitvoeren van de assurance van duurzaamheidsrapportering indien het in artikel 6 bedoelde vakbekwaamheidsexamen de garantie biedt dat de noodzakelijke theoretische kennis van de vakgebieden die voor de wettelijke controle van jaarrekeningen en de assurance van duurzaamheidsrapportering van belang zijn, aanwezig is en bij de uitvoering van die controle in de praktijk kan worden toegepast. Dat examen moet ten minste één schriftelijk gedeelte omvatten

Artikel 8

Toetsing van de theoretische kennis

  1. De toetsing van de theoretische kennis die deel uitmaakt van het examen, heeft met name betrekking op de volgende vakgebieden:

    1. algemene theorie en beginselen van de boekhouding;

    2. wettelijke voorschriften en normen voor de opstelling van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen;

    3. internationale standaarden voor jaarrekeningen;

    4. financiële analyse;

    5. analytische- en beleidsboekhouding;

    6. risicomanagement en interne beheersing;

    7. controleleer en beroepsvaardigheden;

    8. wettelijke voorschriften en gedrags- en beroepsnormen betreffende de wettelijke controle van jaarrekeningen en de daarmee belaste wettelijke auditors;

    9. in artikel 26 bedoelde internationale controlestandaarden;

    10. beroepsethiek en onafhankelijkheid.

  2. De toetsing heeft ook ten minste betrekking op de volgende vakgebieden, voor zover deze voor de wettelijke controle van jaarrekeningen van belang zijn:

    1. vennootschapsrecht en corporate governance;

    2. faillissementsrecht en soortgelijke procedures;

    3. belastingrecht;

    4. burgerlijk en handelsrecht;

    5. socialezekerheidsrecht en arbeidsrecht;

    6. informatietechnologie en informaticasystemen;

    7. algemene, financiële en bedrijfseconomie;

    8. wiskunde en statistiek;

    9. grondbeginselen van financieel bedrijfsbeheer.

  3. Teneinde voor de wettelijke auditor ook toegelaten te worden tot het uitvoeren van de assurance van duurzaamheidsrapportering, heeft de toetsing van de theoretische kennis als bedoeld in lid 1 tevens betrekking op ten minste de volgende vakgebieden:

    1. wettelijke voorschriften en standaarden ten aanzien van de opstelling van jaarlijkse en geconsolideerde duurzaamheidsrapportering

    2. duurzaamheidsanalyse;

    3. passende zorgvuldigheidsprocedures met betrekking tot duurzaamheidskwesties;

    4. wettelijke voorschriften en assurancestandaarden voor de duurzaamheidsrapportering bedoeld in artikel 26 bis.

Artikel 9

Vrijstellingen

  1. In afwijking van de artikelen 7 en 8 mogen de lidstaten bepalen dat personen die met goed gevolg een universitair of gelijkwaardig examen hebben afgelegd dan wel in het bezit zijn van een universitair of gelijkwaardig diploma voor een of meer van de in artikel 8 genoemde vakgebieden, worden vrijgesteld van de toetsing van de theoretische kennis van de vakgebieden waarop dat examen of diploma betrekking heeft.

  2. In afwijking van artikel 7 mogen de lidstaten bepalen dat houders van een universitair of gelijkwaardig diploma voor een of meer van de in artikel 8 genoemde vakgebieden, met betrekking tot die vakgebieden worden vrijgesteld van toetsing van het vermogen om de theoretische kennis in de praktijk toe te passen, indien daarvoor een praktijkopleiding is gevolgd, afgesloten met een door de staat erkend examen of diploma.

Artikel 10

Praktijkopleiding

  1. Ter verkrijging van het op het examen te toetsen vermogen om de theoretische kennis in de praktijk toe te passen, wordt een ten minste drie jaar durende praktijkopleiding gevolgd die in het bijzonder de controle van jaarlijkse financiële overzichten, geconsolideerde financiële overzichten of soortgelijke financiële overzichten omvat. Deze praktijkopleiding wordt voor ten minste twee derde gevolgd bij een in een lidstaat toegelaten wettelijke auditor of auditkantoor.

    Teneinde voor de wettelijke auditor of de stagiair ook te worden toegelaten tot het uitvoeren van assurance van duurzaamheidsrapportering, betreft ten minste acht maanden van de in de eerste alinea bedoelde praktijkopleiding de assurance van jaarlijkse en geconsolideerde duurzaamheidsrapportering of andere duurzaamheidsgerelateerde diensten.

  2. De lidstaten zien erop toe dat de gehele opleiding wordt gevolgd bij personen die voldoende waarborgen bieden dat zij in staat zijn de praktijkopleiding te verzorgen.

Artikel 11

Bekwaamheid als gevolg van langdurige praktijkervaring

Een lidstaat mag personen die niet aan de in artikel 6 gestelde eisen voldoen, als wettelijke auditors toelaten, mits deze personen aantonen dat zij:

  1. gedurende vijftien jaar beroepswerkzaamheden hebben verricht waardoor zij voldoende ervaring op financieel, juridisch en boekhoudkundig gebied verkregen kunnen hebben en met goed gevolg het in artikel 7 bedoelde vakbekwaamheidsexamen hebben afgelegd, ofwel

  2. gedurende zeven jaar op dat gebied beroepswerkzaamheden hebben verricht en bovendien de in artikel 10 bedoelde praktijkopleiding hebben gevolgd en met goed gevolg het in artikel 7 bedoelde vakbekwaamheidsexamen hebben afgelegd.

Artikel 12

Combinatie van praktijkopleiding en theoretische opleiding

  1. De lidstaten kunnen bepalen dat de periodes waarin een theoretische opleiding op de in artikel 8, leden 1 en 2, bedoelde vakgebieden werd gevolgd, bij het in artikel 11 genoemde aantal jaren beroepswerkzaamheden worden opgeteld, mits die opleiding met goed gevolg is afgerond met een door de lidstaat erkend examen. Die opleiding moet ten minste één jaar duren en mag voor maximaal vier jaar in mindering worden gebracht op het aantal jaren beroepswerkzaamheden.

  2. De duur van de beroepswerkzaamheden en de praktijkopleiding samen mag niet korter zijn dan de duur van de bij artikel 10, lid 1, eerste alinea, voorgeschreven theoretische opleiding en praktijkopleiding samen.

Artikel 13

Permanente scholing

De lidstaten zien erop toe dat er voor wettelijke auditors passende permanente scholingsprogramma's gelden om de theoretische kennis, de beroepsvaardigheden en de beroepsethiek op een voldoende peil te houden, en dat tegen wettelijke auditors die de permanente scholingseisen niet naleven, passende sancties als bedoeld in artikel 30 worden getroffen.

Artikel 14

Toelating van wettelijke auditors uit andere lidstaten

  1. De bevoegde autoriteiten stellen procedures in voor de toelating van wettelijke auditors die reeds in andere lidstaten zijn toegelaten. Deze procedures gaan niet verder dan de eis dat een aanpassingsstage wordt doorlopen als bepaald in artikel 3, lid 1, onder g), van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties (PB L 255 van 30.9.2005, blz. 22). of dat een bekwaamheidsproef wordt afgelegd als bepaald in punt h) van die bepaling.

  2. De lidstaat van ontvangst beslist of de aanvrager van de toestemming een aanpassingsstage moet doorlopen zoals gedefinieerd in artikel 3, lid 1, onder g), van Richtlijn 2005/36/EG of een bekwaamheidsproef moet afleggen zoals gedefinieerd in punt h) van dat artikel.

    De aanpassingsperiode duurt niet langer dan drie jaar en de aanvrager wordt aan een beoordeling onderworpen.

    De bekwaamheidsproef wordt afgenomen in een van de talen die worden toegestaan door de in de betrokken lidstaat van ontvangst geldende taalvoorschriften. Met deze proef wordt uitsluitend beoordeeld of de wettelijke auditor voldoende kennis heeft van de wet- en regelgeving van die lidstaat van ontvangst voor zover deze relevant is voor wettelijke controles van financiële overzichten.

    Teneinde voor de wettelijke auditor ook te worden toegelaten tot het uitvoeren van de assurance van duurzaamheidsrapportering, wordt de in de eerste alinea bedoelde proeve van bekwaamheid beoordeeld of de wettelijke auditor voldoende kennis heeft van de wet- en regelgeving van de lidstaat van ontvangst, voor zover deze relevant is voor de assurance van duurzaamheidsrapportering.

  3. De bevoegde autoriteiten werken in het kader van het Ceaob samen om te komen tot convergentie van de vereisten inzake de aanpassingsperiode en de bekwaamheidsproef. Zij verhogen de transparantie en de voorspelbaarheid van de vereisten. Zij werken samen met het Ceaob en de in artikel 20 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde bevoegde autoriteiten voor zover deze convergentie verband houdt met wettelijke controles van organisaties van openbaar belang.

Artikel 14 bis

Wettelijke auditors die vóór 1 januari 2024 zijn toegelaten of erkend en personen die de toelatingsprocedure voor wettelijke auditors op 1 januari 2024 doorlopen

De lidstaten zien erop toe dat wettelijke auditors die vóór 1 januari 2024 zijn toegelaten of erkend voor het uitvoeren van wettelijke controles van jaarrekeningen, niet vallen onder de vereisten van artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 10, lid 1, tweede alinea, en artikel 14, lid 2, vierde alinea, van deze richtlijn.

De lidstaten zorgen ervoor dat de vereisten van artikel 7, lid 2, artikel 8, lid 3, artikel 10, lid 1, tweede alinea, en artikel 14, lid 2, vierde alinea, van deze richtlijn niet gelden voor de personen die de in de artikelen 6 tot en met 14 bedoelde toelatingsprocedure op 1 januari 2024 doorlopen, mits zij die procedure uiterlijk op 1 januari 2026 voltooien.

De lidstaten zien erop toe dat wettelijke auditors die vóór 1 januari 2026 zijn toegelaten of erkend en die de assurance van duurzaamheidsrapportage willen uitvoeren, de nodige kennis inzake duurzaamheidsrapportage en de assurance van duurzaamheidsrapportering verkrijgen, met inbegrip van de in artikel 8, lid 3, genoemde vakgebieden, via de in artikel 13 bedoelde permanente scholing.

Hoofdstuk IV Beroepsethiek, onafhankelijkheid, objectiviteit, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim

Artikel 21

Beroepsethiek en professioneel-kritische instelling

  1. De lidstaten zien erop toe dat voor alle wettelijke auditors en auditkantoren beginselen van de beroepsethiek gelden. Deze hebben ten minste betrekking op hun verantwoordelijkheid voor het openbaar belang, hun integriteit en objectiviteit, alsmede hun vakbekwaamheid en zorgvuldigheid.

  2. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een wettelijke auditor of een auditkantoor de wettelijke controle van de financiële overzichten uitvoert, de wettelijke auditor of het auditkantoor tijdens de hele controle een professioneel-kritische instelling behoudt, door te onderkennen dat er sprake kan zijn van een afwijking van materieel belang als gevolg van feiten of gedragingen die wijzen op onregelmatigheden, met inbegrip van fraude of fouten, ongeacht eerdere ervaringen van de wettelijke auditor of het auditkantoor met de eerlijkheid en integriteit van het management van de gecontroleerde entiteit en van de met het bestuur van de entiteit belaste personen.

De wettelijke auditor of het auditkantoor behoudt een professioneel-kritische instelling, in het bijzonder bij de beoordeling van schattingen van het management met betrekking tot reële waarden, de waardevermindering van activa, voorzieningen en toekomstige kasstromen die relevant zijn voor het vermogen van de entiteit tot continuïteit van het bedrijf.

Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „professioneel-kritische instelling” verstaan een houding die een onderzoekende geest, alertheid op omstandigheden die kunnen wijzen op mogelijke afwijkingen als gevolg van fouten of fraude, en een kritische beoordeling van de controle-informatie omvat.

Artikel 22

Onafhankelijkheid en objectiviteit

  1. De lidstaten zien erop toe dat, bij het uitvoeren van een wettelijke controle van financiële overzichten, een wettelijke auditor of een auditkantoor, dan wel een natuurlijke persoon in een positie om directe of indirecte invloed uit te oefenen op de uitkomst van de wettelijke controle, onafhankelijk zijn van de gecontroleerde entiteit en niet betrokken zijn bij de besluitvorming van de gecontroleerde entiteit.

    Onafhankelijkheid is in elk geval vereist zowel gedurende de periode waarop de te controleren financiële overzichten betrekking hebben als gedurende de periode waarin de wettelijke controle wordt uitgevoerd.

    De lidstaten zorgen ervoor dat een wettelijke auditor of een auditkantoor alle redelijkerwijs te verwachten maatregelen neemt om te waarborgen dat bij de uitvoering van een wettelijke controle van de financiële overzichten zijn of haar onafhankelijkheid niet wordt beïnvloed door een bestaand of potentieel belangenconflict of een zakelijke of andere directe of indirecte relatie waarbij de wettelijke auditor of het auditkantoor dat de wettelijke controle uitvoert, en, voor zover van toepassing, zijn netwerk, leidinggevenden, auditors, werknemers en alle andere natuurlijke personen van wie de diensten ter beschikking worden gesteld aan of onder beheer worden gesteld van de wettelijke auditor of het auditkantoor, of een persoon die direct of indirect door zeggenschap verbonden is met de wettelijke auditor of het auditkantoor, betrokken is.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor ziet af van een wettelijke controle indien er enig risico is van zelftoetsing, eigenbelang, belangenbehartiging, bekendheid of intimidatie als gevolg van financiële, persoonlijke, zakelijke, arbeids- of andere relaties tussen:

    1. de wettelijke auditor, het auditkantoor, het netwerk ervan, en elke natuurlijke persoon die zich in een positie bevindt waardoor hij of zij de uitkomsten van de wettelijke controle kan beïnvloeden, en

    2. de gecontroleerde entiteit;op grond waarvan een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde partij, met inachtneming van de getroffen veiligheidsmaatregelen, zou concluderen dat de onafhankelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor in het gedrang komt.

  2. De lidstaten dragen er zorg voor dat wettelijke auditors, auditkantoren, hun voornaamste vennoten, hun werknemers, alsmede alle overige natuurlijke personen van wie de diensten ter beschikking van of onder het beheer van een wettelijke auditor of auditkantoor zijn gesteld en die direct betrokken zijn bij wettelijke controlewerkzaamheden, en personen die nauw met hen gelieerd zijn in de betekenis van artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie Richtlijn 2004/72/EG van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad wat gebruikelijke marktpraktijken, de definitie van voorwetenschap met betrekking tot van grondstoffen afgeleide instrumenten, het opstellen van lijsten van personen met voorwetenschap, de melding van transacties van leidinggevende personen en de melding van verdachte transacties (PB L 162 van 30.4.2004, blz. 70)., geen materieel en rechtstreeks financieel belang mogen genieten of bezitten in of financiële instrumenten mogen kopen of verkopen die worden uitgegeven, gegarandeerd of anderszins ondersteund door een gecontroleerde entiteit binnen hun gebied van wettelijke controlewerkzaamheden, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, met inbegrip van beheerde fondsen zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, noch betrokken zijn bij het sluiten van een transactie in dergelijke financiële instrumenten.

  3. De lidstaten zien erop toe dat een wettelijke auditor of een auditkantoor alle aanzienlijke bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid en de veiligheidsmaatregelen die zijn genomen om deze bedreigingen in te perken, onderbouwt in de controledocumenten.

  4. De lidstaten zien erop toe dat personen en kantoren als bedoeld in lid 2 niet deelnemen in of op andere wijze invloed uitoefenen op de uitkomst van een wettelijke controle van het financieel overzicht van een bepaalde gecontroleerde entiteit, indien zij:

    1. andere financiële instrumenten van de gecontroleerde entiteit bezitten dan rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

    2. financiële instrumenten bezitten van een entiteit die verbonden is met een gecontroleerde entiteit waarvan de eigendom een belangenconflict kan veroorzaken of over het algemeen kan worden opgevat als een belangenconflict veroorzakend, met uitzondering van rechten van deelneming in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging;

    3. een dienstverband bij de gecontroleerde entiteit hebben gehad of daarmee een zakelijke of andere relatie hebben gehad binnen de in lid 1 bedoelde periode die een belangenconflict kan veroorzaken of over het algemeen kan worden opgevat als een belangenconflict veroorzakend.

  5. Personen of kantoren als bedoeld in lid 2 mogen geen geldelijke en andere geschenken of gunsten vragen of accepteren van een gecontroleerde entiteit of van een met een gecontroleerde entiteit verbonden entiteit, tenzij een objectieve, redelijke en geïnformeerde derde de waarde daarvan als verwaarloosbaar of onbeduidend zou beschouwen.

  6. Indien een gecontroleerde entiteit tijdens de periode waarop de financiële overzichten betrekking hebben wordt overgenomen door, fuseert met, of het eigendom verwerft van een andere entiteit, identificeert en evalueert de wettelijke auditor of het auditkantoor alle huidige en recente belangen en relaties, met inbegrip van aan die entiteit verstrekte niet-controlediensten waardoor, met inachtneming van de getroffen veiligheidsmaatregelen, zijn onafhankelijkheid en zijn bevoegdheid om de wettelijke controle voort te zetten na de ingangsdatum van de fusie of overname zou kunnen worden aangetast.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor treft zo snel mogelijk, en in elk geval binnen drie maanden, alle nodige maatregelen ter beëindiging van eventuele bestaande belangen of relaties waardoor zijn onafhankelijkheid zou worden aangetast, en treft voor zover mogelijk veiligheidsmaatregelen ter beperking van elke bedreiging van zijn onafhankelijkheid door belangen en relaties in het heden en het verleden.

Artikel 22 bis

Dienstverband van voormalige wettelijke auditors of van werknemers van wettelijke auditors of auditkantoren bij gecontroleerde entiteiten

  1. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke auditor of de voornaamste vennoot die namens een auditkantoor een wettelijke controle van financiële overzichten uitvoert, alvorens een periode van ten minste één jaar, of, in het geval van een wettelijke controle van organisaties van openbaar belang, alvorens een periode van ten minste twee jaar is verstreken sedert de betrokkene niet langer optreedt als wettelijke auditor of voornaamste vennoot, niet:

    1. een voorname leidinggevende functie in de gecontroleerde entiteit aanvaardt;

    2. lid wordt van het auditcomité van de gecontroleerde entiteit of, wanneer een dergelijk comité niet bestaat, van het orgaan dat soortgelijke bevoegdheden heeft als een auditcomité;

    3. een niet bij het dagelijks bestuur betrokken lid van het leidinggevende orgaan en/of lid van het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit wordt.

  2. De lidstaten zorgen ervoor dat werknemers en vennoten die niet behoren tot de voornaamste vennoten van een wettelijke auditor of een auditorkantoor en die een wettelijke controle van financiële overzichten uitvoeren, alsmede andere natuurlijke personen van wie diensten ter beschikking of onder beheer van een dergelijke wettelijke auditor of een dergelijk auditkantoor worden gesteld, wanneer deze werknemers, vennoten of andere natuurlijke personen persoonlijk toegelaten zijn als wettelijke auditors, pas functies als bedoeld in lid 1, onder a), b) en c), aanvaarden nadat een periode van ten minste één jaar is verstreken sinds hij of zij direct betrokken was bij de wettelijke controleopdracht.

Artikel 22 ter

Ter voorbereiding van de wettelijke controle en de beoordeling van bedreigingen voor de onafhankelijkheid

De lidstaten zien erop toe dat een wettelijke auditor of een auditkantoor alvorens een opdracht voor een wettelijke controle te aanvaarden of te verlengen, een evaluatie uitvoert en documentatie beschikbaar heeft betreffende de volgende punten:

  • of hij, zij of het voldoet aan de eisen van artikel 22 van deze richtlijn;

  • of er sprake is van bedreigingen van zijn of haar onafhankelijkheid en wat er gedaan wordt om deze bedreigingen te beperken;

  • of hij, zij of het beschikt over de bevoegde werknemers, tijd en middelen om de wettelijke controle op de juiste wijze uit te voeren;

  • of, in het geval van een auditkantoor, de voornaamste vennoot is toegelaten als wettelijke auditor in de lidstaat die de wettelijke controle vereist.

Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde vereisten vaststellen.

Artikel 23

Vertrouwelijkheid en beroepsgeheim

  1. De lidstaten zien erop toe dat alle gegevens en documenten waartoe een wettelijke auditor of het auditkantoor toegang heeft bij de uitvoering van een wettelijke controle van jaarrekeningen, beschermd zijn door middel van passende regels op het gebied van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim.

  2. De regels op het gebied van geheimhouding en beroepsgeheim welke op de wettelijke auditors en auditkantoren betrekking hebben, mogen de uitvoering van de bepalingen van deze richtlijn en van Verordening (EU) nr. 537/2014 niet in de weg staan.

  3. Wanneer een wettelijke auditor of een auditkantoor wordt vervangen door een andere wettelijke auditor of een ander auditkantoor, verleent de voormalige wettelijke auditor of het voormalige kantoor de nieuwe wettelijke auditor of het nieuwe kantoor toegang tot alle relevante informatie aangaande de gecontroleerde entiteit en de meest recente controle van die entiteit.

  4. Een wettelijke auditor of een auditkantoor die/dat niet langer bij een specifieke controle betrokken is, en een voormalig wettelijke auditor of kantoor blijft onderworpen aan het bepaalde in de leden 1 en 2 voor wat die specifieke controle betreft.

  5. Wanneer een wettelijke auditor of een auditkantoor een wettelijke controle van financiële overzichten uitvoert van een onderneming die deel uitmaakt van een groep waarvan de moederonderneming in een derde land is gevestigd, vormen de regels op het gebied van vertrouwelijkheid en beroepsgeheim als bedoeld in lid 1 geen beletsel voor de overdracht van relevante documentatie van de verrichte controlewerkzaamheden door de wettelijke auditor of het auditkantoor aan de groepsauditor die in een derde land is gevestigd, als deze documentatie nodig is voor het verrichten van de controle van de geconsolideerde financiële overzichten van de moederonderneming.

    Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat een wettelijke controle uitvoert van een onderneming die effecten heeft uitgegeven in een derde land of die deel uitmaakt van een groep die verplichte geconsolideerde financiële overzichten publiceert in een derde land, mag controle- of andere documenten die betrekking hebben op de controle van die organisatie en in zijn of haar bezit zijn, uitsluitend aan de bevoegde autoriteiten in de betrokken derde landen overdragen onder de voorwaarden van artikel 47.

    De overdracht van informatie aan de in een derde land gevestigde groepsauditor dient te voldoen aan de bepalingen van hoofdstuk IV van Richtlijn 95/46/EG en de toepasselijke nationale regels op het gebied van de bescherming van persoonsgegevens.

Artikel 24

Onafhankelijkheid en objectiviteit van wettelijke auditors die namens auditkantoren wettelijke controles van jaarrekeningen uitvoeren

De lidstaten zien erop toe dat noch de eigenaars of aandeelhouders van een auditkantoor, noch de leden van de leidinggevende, bestuurs- en toezichtorganen van het betrokken kantoor, noch verbonden entiteiten een zodanige bemoeienis met de uitvoering van een wettelijke controle van jaarrekeningen hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de wettelijke auditor die namens het betrokken auditkantoor de wettelijke controle van jaarrekeningen uitvoert.

Artikel 24 bis

Interne organisatie van wettelijke auditors en auditkantoren

  1. De lidstaten dragen er zorg voor dat een wettelijke auditor of auditkantoor aan de volgende organisatorische eisen voldoet:

    1. een auditkantoor stelt passende gedragslijnen en procedures vast om te waarborgen dat noch de eigenaren of aandeelhouders van een auditkantoor, noch de leden van de leidinggevende, bestuurs- en toezichtorganen van het betrokken kantoor, noch verbonden entiteiten een zodanige bemoeienis met de uitvoering van een wettelijke controle van financiële overzichten hebben dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan de onafhankelijkheid en objectiviteit van de wettelijke auditor die namens het betrokken auditkantoor de wettelijke controle van de financiële overzichten uitvoert;

    2. een wettelijke auditor of een auditkantoor heeft goede administratieve en boekhoudprocedures, interne kwaliteitscontrolemechanismen, effectieve procedures voor risicobeoordeling, en effectieve beheersings- en veiligheidsmaatregelen voor informatieverwerkingssystemen.

      Die interne kwaliteitscontrolemechanismen zijn zodanig opgezet dat zij de naleving van besluiten en procedures op alle niveaus van het auditkantoor of van de werkstructuur van de wettelijke auditor verzekeren;

    3. een wettelijke auditor of een auditkantoor stelt passende gedragslijnen en procedures vast om te waarborgen dat zijn of haar werknemers en alle andere natuurlijke personen van wie de diensten tot zijn of haar beschikking of onder zijn of haar beheer worden gesteld en die direct betrokken zijn bij de wettelijke controlewerkzaamheden, beschikken over de juiste kennis en ervaring voor de toegewezen taken;

    4. een wettelijke auditor of een auditkantoor stelt passende gedragslijnen en procedures vast om te waarborgen dat belangrijke controletaken niet op zodanige wijze worden uitbesteed dat dit afbreuk doet aan de kwaliteit van de interne kwaliteitscontrole van de wettelijke auditor of het auditkantoor of aan het vermogen van de bevoegde autoriteiten om toe te zien op de naleving van de in deze richtlijn alsmede, in voorkomend geval, in Verordening (EU) nr. 537/2014 neergelegde verplichtingen door de wettelijke auditor of het auditkantoor;

    5. een wettelijke auditor of een auditkantoor stelt passende en effectieve organisatorische en administratieve regelingen vast om bedreigingen voor zijn onafhankelijkheid als bedoeld in de artikelen 22, 22 bis en 22 ter te voorkomen, vast te stellen, weg te nemen, of te beheersen en bekend te maken;

    6. een wettelijke auditor of een auditkantoor stelt passende gedragslijnen en procedures vast voor het uitvoeren van wettelijke controles van financiële overzichten, het begeleiden van, het houden van toezicht op en het beoordelen van de werkzaamheden van werknemers en het opzetten van de structuur van het controledossier als bedoeld in artikel 24 ter, lid 5;

    7. een wettelijke auditor of een auditkantoor voert een intern kwaliteitsbeheersingssysteem in om de kwaliteit van de wettelijke controle te waarborgen.

      Het kwaliteitsbeheersingssysteem bestrijkt ten minste de gedragslijnen en procedures als bedoeld onder f). In het geval van een auditkantoor ligt de verantwoordelijkheid voor het interne kwaliteitsbeheersingssysteem bij een persoon die bevoegd is als wettelijke auditor;

    8. een wettelijke auditor of een auditkantoor gebruikt passende systemen, middelen en procedures om de continuïteit en regelmatigheid van zijn of haar wettelijke controlewerkzaamheden te waarborgen;

    9. een wettelijke auditor of een auditkantoor stelt ook passende en effectieve organisatorische en administratieve regelingen vast voor het omgaan met en registreren van incidenten die ernstige gevolgen hebben of kunnen hebben voor de integriteit van zijn of haar wettelijke controlewerkzaamheden;

    10. een wettelijke auditor of een auditkantoor heeft een passend beloningsbeleid, ook ten aanzien van winstdeling, dat voldoende prestatieprikkels verschaft om de kwaliteit van controles te verzekeren. Met name de hoogte van de inkomsten die de wettelijke auditor of het auditkantoor ontleent aan het verstrekken van andere diensten dan controlediensten aan de gecontroleerde entiteit, vormt geen onderdeel van de prestatiebeoordeling en de beloning van personen die betrokken zijn bij of invloed kunnen uitoefenen op het verloop van de wettelijke controle;

    11. een wettelijke auditor of een auditkantoor ziet toe op en evalueert de toereikendheid en doeltreffendheid van zijn of haar systemen, interne kwaliteitscontrolemechanismen en regelingen die zijn vastgesteld in overeenstemming met deze richtlijn en, in voorkomend geval, Verordening (EU) nr. 537/2014, en neemt passende maatregelen om eventuele tekortkomingen te verhelpen. Een wettelijke auditor of een auditkantoor voert in het bijzonder jaarlijks een evaluatie uit van het interne kwaliteitsbeheersingssysteem als bedoeld onder g). Een wettelijke auditor of een auditkantoor documenteert de bevindingen van deze evaluaties en de voorgestelde maatregelen om het interne kwaliteitsbeheersingssysteem aan te passen.

      De gedragslijnen en procedures als bedoeld in de eerste alinea worden gedocumenteerd en aan de werknemers van de wettelijke auditor of het auditkantoor bekendgemaakt.

      Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde eisen vaststellen.

      Een eventuele uitbesteding van controletaken als bedoeld onder d) van dit lid is niet van invloed op de verantwoordelijkheid van de wettelijke auditor of het auditkantoor tegenover de gecontroleerde entiteit.

  2. De wettelijke auditor of het auditkantoor houdt bij de naleving van de eisen van lid 1 rekening met de omvang en de complexiteit van zijn of haar activiteiten.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor kan tegenover de bevoegde autoriteit aantonen dat de gedragslijnen en procedures met het oog op dergelijke naleving in overeenstemming zijn met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van de wettelijke auditor of het auditkantoor.

Artikel 24 ter

Organisatie van het werk

  1. De lidstaten zien erop toe dat, wanneer de wettelijke controle wordt uitgevoerd door een auditkantoor, dit auditkantoor ten minste één daarbij betrokken voornaamste vennoot aanwijst. Het auditkantoor verstrekt de voornaamste vennoot/vennoten voldoende middelen en personeelsleden die over de benodigde deskundigheid en bekwaamheid beschikken om hun taken juist uit te voeren.

    De lidstaten zorgen ervoor, wanneer de assurance van duurzaamheidsrapportering wordt uitgevoerd door een auditkantoor, dat auditkantoor ten minste één voornaamste duurzaamheidsvennoot aanwijst, die (een van) de voornaamste auditvennoot/-vennoten kan zijn. Het auditkantoor verstrekt de voornaamste duurzaamheidsvennoot/-vennoten voldoende middelen en personeelsleden die over de benodigde deskundigheid en bekwaamheid beschikken om hun taken juist uit te voeren

    Borging van controle- en assurancekwaliteit, onafhankelijkheid en bekwaamheid is voor het auditkantoor het belangrijkste criterium bij het selecteren van de voornaamste auditvennoot/-vennoten en, in voorkomend geval, de aan te wijzen voornaamste duurzaamheidsvennoot/-vennoten.

    De voornaamste auditvennoot/-vennoten wordt/worden actief betrokken bij de uitvoering van de wettelijke controle. De voornaamste duurzaamheidsvennoot wordt actief betrokken bij de uitvoering van de assurance van duurzaamheidsrapportering.

  2. Bij de uitvoering van de wettelijke controle besteedt de wettelijke auditor voldoende tijd aan de opdracht en wijst hij of zij voldoende personeel aan om zijn of haar taken juist uit te voeren.

  3. bis. Bij de uitvoering van de assurance van duurzaamheidsrapportering besteedt de wettelijke auditor voldoende tijd en wijst hij of zij voldoende personeel aan om hem of haar in staat te stellen zijn of haar taken juist uit te voeren.

  4. De lidstaten zien erop toe dat de wettelijke auditor of het auditkantoor alle inbreuken op de bepalingen van deze richtlijn en, in voorkomend geval, op Verordening (EU) nr. 537/2014, vastlegt. De lidstaten kunnen wettelijke auditors en auditkantoren van deze verplichting vrijstellen wanneer het gaat om kleine inbreuken. De wettelijke auditor of het auditkantoor registreert tevens alle gevolgen van een inbreuk, met inbegrip van de maatregelen die zijn genomen om de inbreuk te beëindigen en om het interne kwaliteitsbeheersingssysteem aan te passen. De wettelijke auditor of het auditkantoor stelt een jaarverslag op met een overzicht van alle genomen maatregelen en maakt dit intern bekend.

    Wanneer de wettelijke auditor of het auditkantoor externe deskundigen om advies vraagt, documenteert de wettelijke auditor of het auditkantoor het gedane verzoek en het ontvangen advies.

  5. Een wettelijke auditor of een auditkantoor houdt een cliëntdossier bij. Dit dossier bevat voor elke auditcliënt de volgende gegevens:

    1. de naam, het adres en de hoofdvestiging;

    2. in het geval van een auditkantoor, de naam/namen van de voornaamste auditvennoot/-vennoten en, in voorkomend geval, de naam/namen van de voornaamste duurzaamheidsvennoot/-vennoten;

    3. de in rekening gebrachte honoraria voor de wettelijke controle en voor de assurance van duurzaamheidsrapportering en de in rekening gebrachte honoraria voor andere diensten in een boekjaar.

  6. Een wettelijke auditor of een auditkantoor legt voor elke wettelijke controle een controledossier aan.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor legt in elk geval de gegevens vast welke uit hoofde van artikel 22 ter, lid 1, van deze richtlijn, en, in voorkomend geval, de artikelen 6 tot 8 van Verordening (EU) nr. 537/2014 zijn geregistreerd.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor bewaart alle andere gegevens en documenten die van belang zijn ter ondersteuning van de in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde verklaring, alsmede voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn en van de overige toepasselijke wettelijke voorschriften.

    Het controledossier wordt uiterlijk 60 dagen na de datum van ondertekening van de controleverklaring als bedoeld in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, artikel 10 van Verordening (EU) nr. 537/2014 gesloten.

  7. bis. Een wettelijke auditor of een auditkantoor legt voor elke assuranceopdracht van duurzaamheidsrapportering een assurancedossier aan.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor legt met betrekking tot de assurance van duurzaamheidsrapportering in elk geval de gegevens vast welke op grond van artikel 22 ter zijn geregistreerd.

    De wettelijke auditor of het auditkantoor bewaart alle andere gegevens en documenten die van belang zijn ter ondersteuning van de in artikel 28 bis bedoelde assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering, alsmede voor het toezicht op de naleving van deze richtlijn en van de overige toepasselijke wettelijke voorschriften met betrekking tot de assurance van duurzaamheidsrapportering.

    Het assurancedossier wordt uiterlijk 60 dagen na de datum van ondertekening van de in artikel 28 bis bedoelde assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering gesloten.

    Wanneer de wettelijke controle van jaarrekeningen en de assurance van duurzaamheidsrapportering door dezelfde wettelijke auditor worden uitgevoerd, kan het assurancedossier worden opgenomen in het auditdossier.

  8. De wettelijke auditor of het auditkantoor registreert alle schriftelijke klachten over de uitvoering van de verrichte wettelijke controles en over de verrichting van assurance-opdrachten betreffende uitgevoerde duurzaamheidsrapportering.

  9. Voor de in artikel 2, lid 1, onder b) en c), bedoelde controles kunnen de lidstaten vereenvoudigde eisen vaststellen ten aanzien van de leden 3 en 6.

Artikel 25

Audit- en assurancehonoraria

De lidstaten zorgen ervoor dat er adequate regels bestaan die bepalen dat de honoraria voor wettelijke controles van jaarrekeningen en de assurance van duurzaamheidsrapportering:

  1. niet worden beïnvloed of bepaald door het feit dat nevendiensten worden verleend aan de entiteit die aan wettelijke controle of assurance van duurzaamheidsrapportering onderworpen is, en

  2. niet resultaatgebonden zijn.

Artikel 25 bis

Reikwijdte van de wettelijke controle

Onverminderd de verslagleggingseisen als bedoeld in artikel 28 van deze richtlijn en, in voorkomend geval, de artikelen 10 en 11 van Verordening (EU) nr. 537/2014, biedt de wettelijke controle geen zekerheid omtrent de toekomstige levensvatbaarheid van de gecontroleerde entiteit noch van de efficiëntie of de doeltreffendheid waarmee het bestuurs- of leidinggevende orgaan de bedrijfsvoering van de entiteit ter hand heeft genomen of zal nemen.

Artikel 25 ter

Beroepsethiek, onafhankelijkheid, objectiviteit, vertrouwelijkheid en beroepsgeheim met betrekking tot de duurzaamheidsrapporteringsassurance

De vereisten van de artikelen 21 tot en met 24 bis met betrekking tot de wettelijke controle van financiële overzichten zijn van overeenkomstige toepassing op de assurance van duurzaamheidsrapportering.

Artikel 25 quarter

Verboden niet-controlediensten wanneer de wettelijke auditor de assurance van duurzaamheidsrapportering van een organisatie van openbaar belang uitvoert

  1. Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat de assurance van duurzaamheidsrapportering van organisaties van openbaar belang uitvoert en ieder lid van een netwerk waartoe de wettelijke auditor of het auditkantoor behoort, mag direct noch indirect de in artikel 5, lid 1, tweede alinea, punten b, c, en e tot en met k, van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde verboden niet-controlediensten verstrekken aan de organisatie van openbaar belang die onderwerp van de assurance van de duurzaamheidsrapportering is, haar moederonderneming en de ondernemingen waarover zij de controle heeft binnen de Unie tijdens:

    1. de periode tussen het begin van de periode waarvoor de assurance van duurzaamheidsrapportering wordt uitgevoerd en het uitbrengen van de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering, alsook

    2. het boekjaar onmiddellijk voorafgaand aan de in punt a) van dit lid bedoelde periode, met betrekking tot de in artikel 5, lid 1, tweede alinea, punt e), van Verordening (EU) nr. 537/2014 bedoelde diensten.

  2. Een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat voor organisaties van openbaar belang de assurance van de duurzaamheidsrapportering uitvoert en, indien de wettelijke auditor of het auditkantoor tot een netwerk behoort, een lid van dat netwerk, mag de entiteit van openbaar belang die aan assurance van duurzaamheidsrapportering onderworpen is, haar moederonderneming of de ondernemingen waarover zij de controle heeft andere niet-controlediensten leveren dan de verboden niet-controlediensten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, of, in voorkomend geval, de verboden niet-controlediensten als bedoeld in artikel 5, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EU) nr. 537/2014, of diensten die naar het oordeel van de lidstaten een mogelijke bedreiging voor de onafhankelijkheid vormen als bedoeld in artikel 5, lid 2, van die verordening, mits het auditcomité daarmee instemt nadat het de bedreigingen van de onafhankelijkheid en de overeenkomstig artikel 22 ter van deze Richtlijn toegepaste waarborgen goed heeft beoordeeld.

  3. Indien een lid van een netwerk waartoe de wettelijke auditor die of het auditkantoor dat de assurance van duurzaamheidsrapportering van een organisatie van openbaar belang uitvoert, behoort, de in lid 1 van dit artikel bedoelde verboden niet-controlediensten levert aan een onderneming met rechtspersoonlijkheid in een derde land die wordt beheerst door de organisatie van openbaar belang die aan assurance van duurzaamheidsrapportering onderworpen is, beoordeelt de betrokken wettelijke auditor of het betrokken auditkantoor of zijn of haar onafhankelijkheid in het gedrang wordt gebracht door de levering van zulke diensten door het lid van het netwerk.

    Als zijn of haar onafhankelijkheid in het gedrang komt, past de wettelijke auditor of het auditkantoor veiligheidsmaatregelen toe om de bedreigingen als gevolg van het leveren van verboden niet-controlediensten als bedoeld in lid 1 van dit artikel in een derde land te beperken. De wettelijke auditor of het auditkantoor mag de assurance van duurzaamheidsrapportering van de organisatie van openbaar belang uitsluitend blijven uitvoeren als hij, zij of het conform artikel 22 ter kan rechtvaardigen dat het verlenen van zulke diensten zijn of haar professionele oordeelsvorming en de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering niet beïnvloedt.

Artikel 25 quinquies

Onregelmatigheden

Artikel 7 van Verordening (EU) nr. 537/2014 is van overeenkomstige toepassing op een wettelijke auditor die of een auditkantoor dat de assurance van duurzaamheidsrapportering van een organisatie van openbaar belang uitvoert.

Hoofdstuk V Controlestandaarden en controleverklaringen

Artikel 26

Controlestandaarden

  1. De lidstaten schrijven voor dat wettelijke auditors en auditkantoren hun wettelijke controles uitvoeren met inachtneming van de internationale controlestandaarden die door de Commissie zijn goedgekeurd overeenkomstig lid 3.

    De lidstaten kunnen een nationale controlestandaard, of nationale controleprocedures of -vereisten toepassen zolang de Commissie geen internationale controlestandaard betreffende hetzelfde aspect heeft goedgekeurd.

  2. Voor de toepassing van lid 1 betekent „internationale controlestandaarden” de International Standards on Auditing (ISAs), de International Standard on Quality Control 1 (ISQC 1) en andere daarmee verband houdende standaarden die zijn uitgebracht door de International Federation of Accountants (IFAC) via de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB), voor zover zij relevant zijn voor wettelijke controles van financiële overzichten.

  3. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen, houdende de in lid 1 bedoelde internationale controlestandaarden op het gebied van de controlepraktijk, onafhankelijkheid en interne kwaliteitscontroles van wettelijke auditors en auditkantoren ten behoeve van de toepassing van die standaarden in de Unie.

    De Commissie kan de internationale controlestandaarden enkel goedkeuren indien zij:

    1. volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze zijn opgesteld en internationaal algemeen aanvaard zijn;

    2. bijdragen tot een grote geloofwaardigheid en hoge kwaliteit van de jaarlijkse of geconsolideerde financiële overzichten in overeenstemming met de beginselen die zijn neergelegd in artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2013/34/EU;

    3. bevorderlijk zijn voor het algemeen belang van de Unie; en

    4. geen wijziging inhouden van de vereisten van deze richtlijn of een aanvulling vormen op die vereisten afgezien van die in hoofdstuk IV en de artikelen 27 en 28.

  4. Niettegenstaande lid 1, tweede alinea, mogen de lidstaten controlewerkzaamheden of -vereisten verplicht stellen naast de door de Commissie vastgestelde internationale controlestandaarden, maar alleen

    1. indien die controlewerkzaamheden of -vereisten nodig zijn om uitvoering te geven aan nationale wettelijke vereisten betreffende de reikwijdte van de wettelijke controles; of

    2. in de mate die nodig is om bij te dragen aan de geloofwaardigheid en de kwaliteit van de financiële overzichten.

      De lidstaten doen van de controlewerkzaamheden of -vereisten, ten minste drie maanden voor de inwerkingtreding ervan of, in geval van vereisten die reeds bestonden op het tijdstip van vaststelling van een internationale controlestandaard, uiterlijk binnen drie maanden na de vaststelling van de desbetreffende internationale controlestandaard, mededeling aan de Commissie.

  5. Indien een lidstaat de wettelijke controle van kleine ondernemingen verlangt, kan hij bepalen dat toepassing van de in lid 1 bedoelde controlestandaarden evenredig moet zijn met de omvang en de complexiteit van de activiteiten van die ondernemingen. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om te zorgen voor de evenredige toepassing van de controlestandaarden op de wettelijke controles van kleine ondernemingen.

Artikel 26 bis

Assurancestandaarden voor duurzaamheidsrapportering

  1. De lidstaten eisen dat wettelijke auditors en auditkantoren de assurance van duurzaamheidsrapportering uitvoeren met inachtneming van de assurancestandaarden die door de Commissie zijn vastgesteld overeenkomstig lid 3.

  2. De lidstaten kunnen nationale assurancestandaarden, -procedures of -vereisten toepassen zolang de Commissie geen assurancestandaard betreffende hetzelfde onderwerp heeft vastgesteld.

    De lidstaten delen de nationale assurancestandaarden, -procedures of -vereisten, ten minste drie maanden voor de inwerkingtreding ervan, mede aan de Commissie.

  3. De Commissie stelt in aanvulling op deze richtlijn uiterlijk op 1 oktober 2026 overeenkomstig artikel 48 bis gedelegeerde handelingen vast teneinde te voorzien in beperkte assurancestandaarden die de procedures bepalen die de auditor of auditors en het auditkantoor of de auditkantoren moeten uitvoeren om zijn of haar of hun conclusies te trekken over de assurance van duurzaamheidsrapportering, met inbegrip van opdrachtplanning, risicobeoordeling en respons op risico’s, en van het soort conclusies die in de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering of, waar van toepassing, in de controleverklaring moeten worden opgenomen.

    De Commissie stelt in aanvulling op deze richtlijn uiterlijk op 1 oktober 2028 overeenkomstig artikel 48 bis gedelegeerde handelingen vast teneinde te voorzien in standaarden voor een redelijke mate van zekerheid, na een beoordeling om te bepalen of een redelijke mate van zekerheid haalbaar is voor auditors en ondernemingen. Rekening houdend met de resultaten van die beoordeling en als het dientengevolge passend is, wordt in die gedelegeerde handelingen bepaald vanaf welke datum het in artikel 34, lid 1, tweede alinea, punt a bis), bedoelde oordeel moet worden gebaseerd op een op die assurancestandaarden gebaseerde assuranceopdracht met een redelijke mate van zekerheid.

    De Commissie kan de in de eerste en tweede alinea bedoelde assurancestandaarden enkel goedkeuren indien zij:

    1. volgens geijkte procedures, onder publiek toezicht en op transparante wijze zijn opgesteld;

    2. bijdragen tot een grote geloofwaardigheid en hoge kwaliteit van de jaarlijkse of geconsolideerde duurzaamheidsrapportering;

    3. bevorderlijk zijn voor het algemeen belang van de Unie.

Artikel 27

Wettelijke controles van geconsolideerde financiële overzichten

  1. De lidstaten zien erop toe dat in geval van wettelijke controles van de geconsolideerde financiële overzichten van een groep van ondernemingen:

    1. met betrekking tot de geconsolideerde financiële overzichten, de groepsauditor de volledige verantwoordelijkheid draagt voor de controleverklaring als bedoeld in artikel 28 van deze richtlijn en, waar van toepassing, artikel 10 van Verordening (EU) nr. 537/2014 en voor, waar van toepassing, de aanvullende verklaring aan het auditcomité als bedoeld in artikel 11 van die verordening;

    2. de groepsauditor evalueert de controlewerkzaamheden die voor het doel van de groepscontrole zijn uitgevoerd door auditor(s) van een derde land of (een) wettelijke auditor(s) en (een) auditorganisatie(s) of auditkantoor (auditkantoren) van een derde land en houdt documenten bij over de aard, tijdstippen en reikwijdte van de betrokkenheid bij de door die auditors uitgevoerde werkzaamheden, indien van toepassing met inbegrip van de beoordeling door de groepsauditor van relevante onderdelen van de controledocumenten van de betreffende auditors;

    3. de groepsauditor evalueert de controlewerkzaamheden die voor het doel van de groepscontrole zijn uitgevoerd door auditor(s) of wettelijke auditors van derde landen, en van auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land en houdt hierover documenten bij.

      De door de groepsauditor bijgehouden informatie moet adequaat zijn om de relevante bevoegde autoriteit in staat te stellen het werk van de groepsauditor te beoordelen.

      De groepsauditor verzoekt voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid, onder c), de auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land om instemming met de overdracht van relevante documentatie tijdens de uitvoering van de controle van de geconsolideerde financiële overzichten, als voorwaarde voor de groepsauditor om zich te kunnen baseren op het werk van die auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land.

  2. Wanneer de groepsauditor niet kan voldoen aan de onder c) van de eerste alinea van lid 1 gestelde eisen, neemt hij of zij passende maatregelen en stelt hij of zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis.

    Deze maatregelen kunnen, in voorkomend geval, onder meer inhouden dat, hetzij direct, hetzij door deze taken uit te besteden, aanvullende wettelijke controlewerkzaamheden bij de betrokken dochteronderneming worden uitgevoerd.

  3. Wanneer de groepsauditor het onderwerp is van een kwaliteitsbeoordeling of een onderzoek naar de wettelijke controle van de geconsolideerde financiële overzichten van een groep van ondernemingen, stelt de groepsauditor op verzoek de relevante documentatie die hij of zij bijhoudt over de controlewerkzaamheden die voor de doeleinden van de groepscontrole zijn verricht door de respectieve auditor(s) van derde landen, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of auditkanto(o)r(en) van een derde land, ter beschikking van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van eventuele werkdocumenten die relevant zijn voor de groepscontrole.

    De bevoegde autoriteit kan de betrokken bevoegde autoriteiten om aanvullende documentatie verzoeken over de controlewerkzaamheden die voor het doel van de groepscontrole zijn verricht door wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en), overeenkomstig artikel 36.

    Wanneer een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen wordt gecontroleerd door auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land, kan de bevoegde autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen verzoeken om aanvullende documentatie over de controlewerkzaamheden die zijn verricht door auditor(s) van een derde land of auditorganisatie(s) van een derde land, door middel van de werkregelingen als bedoeld in artikel 47.

    In afwijking van de derde alinea, is de groepsauditor, wanneer een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen wordt gecontroleerd door auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land dat geen werkregeling als bedoeld in artikel 47 heeft, op verzoek ook verantwoordelijk voor het waarborgen van een correcte levering van de aanvullende documentatie van de door dergelijke auditor(s) of auditorganisatie(s) van derde landen verrichte controlewerkzaamheden, met inbegrip van de werkdocumenten die relevant zijn voor de groepscontrole. Om deze levering te verzekeren, behoudt de groepsauditor een kopie van deze documentatie of komt hij of zij met de auditor(s) of auditorganisatie(s) van derde landen overeen dat hij of zij op verzoek verleende en onbeperkte toegang heeft tot dergelijke documentatie, of neemt hij of zij andere passende maatregelen. Wanneer controledocumenten om juridische of andere redenen niet door een derde land kunnen worden doorgegeven aan de groepsauditor, omvat de door de groepsauditor bewaarde documentatie, bewijs dat hij of zij de juiste procedures heeft gevolgd om toegang te krijgen tot de controledocumenten, en bewijs van eventuele niet-juridische beletsels die voortvloeien uit de wetgeving van het betrokken derde land.

Artikel 27 bis

Assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering

  1. De lidstaten zorgen in het geval van assurance-opdrachten betreffende geconsolideerde duurzaamheidsrapportering van een groep van ondernemingen voor het volgende:

    1. de groepsauditor draagt, wat betreft de geconsolideerde duurzaamheidsrapportering, de volledige verantwoordelijkheid voor de in artikel 28 bis bedoelde assurance-verklaring over de duurzaamheidsrapportering;

    2. de groepsauditor evalueert de assurance-werkzaamheden die met het oog op de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering zijn uitgevoerd door een onafhankelijke verlener(s) van assurance-diensten of een auditor(s) van een derde land, of een wettelijke auditor(s) of een auditorganisatie(s) of auditkantoor/auditkantoren van een derde land, en houdt documenten bij over de aard, tijdstippen en omvang van de betrokkenheid bij de door die auditors uitgevoerde werkzaamheden, in voorkomend geval met inbegrip van de beoordeling door de groepsauditor van relevante onderdelen van de assurance-documenten van de betreffende auditors, en

    3. de groepsauditor evalueert de assurance-werkzaamheden die voor met het oog op de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering zijn uitgevoerd door een onafhankelijke verlener/verleners van assurance-diensten, een auditor(s) van een derde land, een wettelijke auditor(s), een auditorganisatie(s) of auditkantoor/auditkantoren van een derde land, en houdt daarover documenten bij.De door de groepsauditor bijgehouden documenten moeten van dien aard zijn dat de betrokken bevoegde autoriteit in staat is het werk van de groepsauditor te beoordelen. De groepsauditor verzoekt voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid, punt c), de onafhankelijke verlener/ verleners van assurance-diensten, de auditor(s) van een derde land, de wettelijke auditor(s), de auditorganisatie(s) of het auditkantoor/de auditkantoren van een derde land om instemming met de overdracht van relevante documentatie tijdens de uitvoering van de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering, als voorwaarde voor de groepsauditor om zich te kunnen baseren op het werk van die onafhankelijke verlener/verleners van assurance-diensten, auditor(s) van een derde land, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of dat auditkantoor/die auditkantoren van een derde land.

  2. Wanneer de groepsauditor niet kan voldoen aan de in lid 1, eerste alinea, punt c., gestelde eisen, neemt hij of zij passende maatregelen en stelt hij of zij de betrokken bevoegde autoriteit daarvan in kennis.Dergelijke maatregelen kunnen, waar passend, onder meer inhouden dat aanvullende assurance-werkzaamheden bij de betrokken dochteronderneming rechtstreeks dan wel door uitbesteding worden uitgevoerd.

  3. Wanneer de groepsauditor het onderwerp is van een kwaliteitsbeoordeling of een onderzoek naar de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering van een groep van ondernemingen, stelt de groepsauditor op verzoek de relevante documentatie die hij of zij bijhoudt over de assurance-werkzaamheden die voor de doeleinden van de assurance van duurzaamheidsrapportering zijn verricht door de respectieve onafhankelijke verlener(s) van assurance-diensten, auditor(s) van een derde land, wettelijke auditor(s), auditorganisatie(s) of het auditkantoor/de auditkantoren van een derde land, ter beschikking van de bevoegde autoriteit, met inbegrip van eventuele werkdocumenten die relevant zijn voor de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportering.De bevoegde autoriteit kan de betrokken bevoegde autoriteiten om aanvullende documentatie verzoeken over de assurance-werkzaamheden die met het oog op de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportage zijn verricht door een wettelijke auditor(s) of auditkantoor/auditkantoren, op grond van artikel 36.Wanneer de assurance van duurzaamheidsrapportering van een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen wordt uitgevoerd door een auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land, kan de bevoegde autoriteit de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen verzoeken om aanvullende documentatie over de assurance-werkzaamheden die zijn verricht door een auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land, door middel van werkregelingen.In afwijking van de derde alinea, is de groepsauditor, wanneer de assurance van duurzaamheidsrapportering van een moederonderneming of een dochteronderneming van een groep van ondernemingen is uitgevoerd door (een) onafhankelijke verlener(s) van assurance-diensten, (een) auditor(s) of (een) auditorganisatie(s) van een derde land die geen werkregelingen heeft/hebben, op verzoek ook verantwoordelijk voor een correcte levering van de aanvullende documentatie van de door die onafhankelijke verlener(s) van assurance-diensten, auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land verrichte assurance-werkzaamheden, met inbegrip van de werkdocumenten die relevant zijn voor de assurance van geconsolideerde duurzaamheidsrapportage. Om deze levering te verzekeren, behoudt de groepsauditor een kopie van deze documentatie of komt hij of zij met de onafhankelijke verlener(s) van assurance-diensten, auditor(s) of auditorganisatie(s) van een derde land overeen dat hij of zij op verzoek onbeperkte toegang heeft tot dergelijke documentatie, of neemt hij of zij andere passende maatregelen. Wanneer assurance-werkdocumenten om juridische of andere redenen niet door een derde land kunnen worden doorgegeven aan de groepsauditor, omvat de door de groepsauditor bewaarde documentatie bewijs dat hij, zij of het de juiste procedures heeft gevolgd om toegang te krijgen tot de assurance-documenten, en bewijs van eventuele niet-juridische beletsels die voortvloeien uit de wetgeving van het betrokken derde land.

Artikel 28

Controleverklaringen

  1. De wettelijke auditor of het auditkantoor presenteert de resultaten van de wettelijke controle in een controleverklaring. De verklaring wordt opgesteld overeenkomstig de door de Unie of de betrokken lidstaat vastgestelde vereisten betreffende controlestandaarden, als bedoeld in artikel 26.

  2. De controleverklaring wordt op schrift gesteld en:

    1. zij identificeert de entiteit waarvan de financiële overzichten of de geconsolideerde financiële overzichten het voorwerp van wettelijke controle zijn; zij vermeldt de financiële overzichten of geconsolideerde financiële overzichten en de datum en periode waarop zij betrekking hebben; zij identificeert het stelsel inzake financiële verslaglegging dat is toegepast bij het opstellen;

    2. zij bevat een beschrijving van de reikwijdte van de wettelijke controle, waarin ten minste wordt aangegeven welke controlestandaarden bij de uitvoering van de wettelijke controle in acht zijn genomen;

    3. zij bevat een controleoordeel dat een oordeel zonder voorbehoud, een oordeel met voorbehoud of een afkeurend oordeel kan zijn en waarin de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)r(en) duidelijk zijn (hun) oordeel geeft (geven) met betrekking tot het volgende:

      1. of de financiële overzichten een getrouw beeld geven overeenkomstig het relevante stelsel inzake financiële verslaglegging; en

      2. in voorkomend geval, of de financiële overzichten aan de wettelijke vereisten voldoen.

      Indien de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)r(en) geen controleoordeel kan (kunnen) formuleren, bevat de controleverklaring een verklaring van oordeelsonthouding;

    4. vermeldt andere zaken waarop de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)r(en) nadrukkelijk de aandacht vestigt (vestigen), zonder in het controleoordeel een voorbehoud te maken;

    5. bevat een oordeel en een verklaring, die beide zijn gebaseerd op de in de loop van de controle op grond van artikel 34, lid 1, tweede alinea, punten a. en b., van Richtlijn 2013/34/EU verrichte werkzaamheden;

    6. bevat een verklaring betreffende materiële onzekerheden die verband houden met gebeurtenissen of omstandigheden die mogelijk aanzienlijke twijfel doen rijzen over het vermogen van de entiteit om haar bedrijfsactiviteiten voort te zetten;

    7. zij vermeldt de vestigingsplaats van de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)ren.De lidstaten kunnen aanvullende eisen stellen met betrekking tot de inhoud van de controleverklaring.

  3. Indien de wettelijke controle door meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor is uitgevoerd, dienen de wettelijke auditor(s) of de auditkanto(o)r(en) overeenstemming te bereiken over de resultaten van de wettelijke controle en een gezamenlijke verklaring en een gezamenlijk oordeel af te geven. In geval van verschil van mening geeft elke wettelijke auditor of elk auditkantoor zijn of haar oordeel af in een aparte alinea van de controleverklaring met vermelding van de redenen voor het verschil van mening.

  4. De controleverklaring wordt door de wettelijke auditor ondertekend en gedagtekend. Indien de wettelijke controle wordt uitgevoerd door een auditkantoor, wordt de controleverklaring ondertekend door ten minste de wettelijke auditor(s) die namens het auditkantoor de wettelijke controle heeft (hebben) verricht. Indien meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor tegelijkertijd de wettelijke controle hebben uitgevoerd, wordt de controleverklaring ondertekend door alle wettelijke auditors of ten minste de wettelijke auditors die de wettelijke controle namens elk auditkantoor hebben uitgevoerd. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de lidstaten bepalen dat deze handtekening(en) niet openbaar hoeft (hoeven) te worden gemaakt indien dit tot een imminente en aanzienlijke bedreiging voor de persoonlijke veiligheid van enige persoon zou kunnen leiden.De naam/namen van de betrokken persoon/personen is/zijn in ieder geval bekend bij de betrokken bevoegde autoriteiten.

  5. De controleverklaring van de wettelijke auditor of het auditkantoor over de geconsolideerde financiële overzichten voldoet aan de in de leden 1 tot en met 4 vastgelegde voorschriften. Bij de beoordeling van de samenhang tussen het bestuursverslag en de financiële overzichten overeenkomstig lid 2, punt e), houdt de wettelijke auditor of het auditkantoor rekening met de geconsolideerde financiële overzichten en het geconsolideerde bestuursverslag. Indien de jaarlijkse financiële overzichten van de moederonderneming bij de geconsolideerde financiële overzichten zijn gevoegd, kunnen de bij dit artikel verlangde controleverklaringen van de wettelijke auditors of auditkantoren worden gecombineerd.

Artikel 28 bis

Assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering

  1. De wettelijke auditor(s) of het auditkantoor of de auditkantoren presenteert/presenteren de resultaten van de assurance van de duurzaamheidsrapportering in een assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportage. De verklaring wordt opgesteld overeenkomstig de vereisten betreffende controlestandaarden die de Commissie heeft vastgesteld door middel van de op grond van artikel 26 bis, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handelingen, of, in afwachting van de vaststelling van die standaarden door de Commissie, overeenkomstig de in artikel 26 bis, lid 2, bedoelde nationale assurancestandaarden.

  2. De assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering wordt schriftelijk opgesteld en:

    1. vermeldt op welke entiteit de assuranceopdracht van jaarlijkse of geconsolideerde duurzaamheidsrapportering betrekking heeft; specificeert de jaarlijkse of geconsolideerde duurzaamheidsrapportering, en de datum en de periode waarop zij betrekking heeft, en vermeldt het duurzaamheidsrapporteringskader dat bij de opstelling daarvan is toegepast;

    2. bevat een beschrijving van de reikwijdte van de assurance van duurzaamheidsrapportering, waarin ten minste wordt aangegeven welke assurancestandaarden bij de assurance van de duurzaamheidsrapportering in acht zijn genomen;

    3. bevat het in artikel 34 bis, lid 1, tweede alinea, punt a bis), van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde oordeel.

  3. Indien de assurance van de duurzaamheidsrapportering door meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor is uitgevoerd, dienen zij overeenstemming te bereiken over de resultaten van de assurance van de duurzaamheidsrapportering en een gezamenlijk verslag uit te brengen en een gezamenlijk oordeel af te geven. In geval van verschil van mening geeft elke wettelijke auditor of elk auditkantoor zijn/haar oordeel af in een aparte alinea van de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering, met vermelding van de redenen voor het verschil van mening.

  4. De assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering wordt ondertekend en gedagtekend door de wettelijke auditor die de assurance van de duurzaamheidsrapportering uitvoert. Indien de assurance van de duurzaamheidsrapportering wordt uitgevoerd door een auditkantoor, wordt de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering ondertekend door ten minste de wettelijke auditor(s) die namens het auditkantoor de assurance van duurzaamheidsrapportering heeft/hebben uitgevoerd. Indien meer dan één wettelijke auditor of auditkantoor tegelijkertijd de assurance van duurzaamheidsrapportering hebben uitgevoerd, wordt de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering ondertekend door alle wettelijke auditors of ten minste de wettelijke auditors die de assurance van de duurzaamheidsrapportering namens elk auditkantoor hebben uitgevoerd. In uitzonderlijke omstandigheden kunnen de lidstaten bepalen dat die handtekening/handtekeningen niet openbaar hoeft/hoeven te worden gemaakt indien dit tot een imminente en aanzienlijke bedreiging voor iemands persoonlijke veiligheid zou kunnen leiden.

    De naam/namen van de betrokken(en) is/zijn in ieder geval bekend bij de betrokken bevoegde autoriteiten.

  5. Wanneer de wettelijke controle van jaarrekeningen en de assurance van de duurzaamheidsrapportering door dezelfde wettelijke auditor worden uitgevoerd, kunnen de lidstaten eisen dat de assuranceverklaring over de duurzaamheidsrapportering wordt opgenomen als afzonderlijk onderdeel van de controleverklaring.

  6. De verklaring van de wettelijke auditor of het auditkantoor over de duurzaamheidsrapportering voldoet aan de in de leden 1 tot en met 5 bepaalde vereisten.

Hoofdstuk IX Benoeming en ontslag

Artikel 37

Benoeming van wettelijke auditors of auditkantoren

  1. De wettelijke auditor of het auditkantoor wordt benoemd door de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit.

    In het kader van de assurance van duurzaamheidsrapportering is de eerste alinea van toepassing op de benoeming van de wettelijke auditor of het auditkantoor.

  2. De lidstaten mogen alternatieve regelingen of modaliteiten toestaan voor de benoeming van de wettelijke auditor of het auditkantoor, mits deze regelingen of modaliteiten bedoeld zijn om te waarborgen dat de wettelijke auditor of het auditkantoor onafhankelijk is van de bij het dagelijks bestuur betrokken leden van het leidinggevend orgaan of bestuursorgaan van de gecontroleerde entiteit.

    In het kader van de assurance van duurzaamheidsrapportering is de eerste alinea van toepassing op de benoeming van de wettelijke auditor of het auditkantoor.

  3. Contractuele bepalingen die de keuze van de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering van de gecontroleerde entiteit op grond van lid 1 beperken tot bepaalde categorieën of lijsten van wettelijke auditors of auditkantoren met betrekking tot de benoeming van een bepaalde wettelijke auditor of een bepaald auditkantoor voor het uitvoeren van de wettelijke controle en, in voorkomend geval, de assurance van duurzaamheidsrapportering van die entiteit, zijn verboden. Ingeval zulke bepalingen bestaan, zijn zij nietig.

    De lidstaten zorgen ervoor dat aandeelhouders of leden van grote ondernemingen die onder de artikelen 19 bis en 29 bis van Richtlijn 2013/34/EU vallen, met uitzondering van de in artikel 2, punt 1. a., van die richtlijn bedoelde ondernemingen, en die meer dan 5 % van de stemrechten of 5 % van het kapitaal van de onderneming vertegenwoordigen, individueel of collectief handelend, het recht hebben om een in de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering goed te keuren ontwerpbesluit in te dienen waarin wordt geëist dat een geaccrediteerde derde die niet tot hetzelfde auditkantoor of hetzelfde netwerk behoort als de wettelijke auditor die of het auditkantoor dat de wettelijke controle uitvoert, een verslag opstelt over bepaalde elementen van de duurzaamheidsrapportering en dat dit verslag ter beschikking wordt gesteld van de algemene aandeelhouders- of ledenvergadering.

Artikel 38

Ontslagneming en opzegging van wettelijke auditors of auditkantoren

  1. De lidstaten zien erop toe dat wettelijke auditors of auditkantoren alleen om geldige redenen kunnen worden ontslagen. Verschil van mening over methoden van boekhoudkundige verwerking, controlewerkzaamheden of, in voorkomend geval, assuranceprocedures, zijn geen geldige redenen voor ontslag.

  2. De lidstaten zien erop toe dat de gecontroleerde entiteit en de wettelijke auditor of het auditkantoor de voor het stelsel van publiek toezicht bevoegde autoriteit of autoriteiten in kennis stellen van het ontslag of opzegging van de wettelijke auditor(s) of (het) auditkanto(o)r(en) tijdens de duur van de benoeming en hiervoor een afdoende motivering geven.

    De in de eerste alinea bedoelde kennisgevingsverplichting is ook van toepassing op de assurance van duurzaamheidsrapportering.

  3. In geval van een wettelijke controle van een organisatie van openbaar belang, zorgen de lidstaten ervoor dat:

    1. aandeelhouders die 5 % of meer van de stemrechten of het aandelenkapitaal vertegenwoordigen;

    2. de andere organen van de gecontroleerde entiteiten wanneer deze in de nationale wetgeving zijn omschreven; of

    3. de bevoegde autoriteiten bedoeld in artikel 32 van deze richtlijn of aangewezen overeenkomstig artikel 20, lid 1, van Verordening (EU) nr. 537/2014 of, indien het nationale recht hierin voorziet, artikel 20, lid 2, van die verordening,

    bij een nationale rechtbank een procedure kunnen inleiden voor ontslag van de wettelijke auditor(s) of het (de) auditkanto(o)r(en), indien daartoe goede gronden bestaan.

    De eerste alinea is ook van toepassing op de assurance van duurzaamheidsrapportering.

Hoofdstuk X Auditcomité

Artikel 39

Auditcomité

  1. De lidstaten zorgen ervoor dat elke organisatie van openbaar belang een auditcomité heeft. Het auditcomité is een autonoom comité of een comité van het leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de gecontroleerde entiteit. Het auditcomité is samengesteld uit niet bij het dagelijks bestuur betrokken leden van het leidinggevende en/of leden van het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit en/of leden die worden benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit of, voor entiteiten zonder aandeelhouders, door een soortgelijk orgaan.

    Ten minste één lid van het auditcomité beschikt over de nodige deskundigheid op het gebied van financiële verslaglegging en/of controle van financiële overzichten.

    De leden van het comité als geheel beschikken over deskundigheid die relevant is voor de sector waarin de gecontroleerde entiteit actief is.

    De meerderheid van de leden van het auditcomité is onafhankelijk van de gecontroleerde entiteit. De voorzitter van het auditcomité wordt benoemd door de leden van het comité of door het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit, en is onafhankelijk van de gecontroleerde entiteit. De lidstaten kunnen eisen dat de voorzitter van het auditcomité jaarlijks wordt gekozen door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit.

  2. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat in geval van organisaties van openbaar belang die voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 1, onder f) en t), van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten en tot wijziging van Richtlijn 2001/34/EG (PB L 345 van 31.12.2003, blz. 64)., de aan het auditcomité toegewezen taken kunnen worden uitgevoerd door het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan als geheel, mits de voorzitter van een dergelijk orgaan, indien hij of zij bij het dagelijks bestuur betrokken is, niet optreedt als voorzitter wanneer dit orgaan de functies van auditcomité uitoefent.

    Wanneer een auditcomité deel uitmaakt van het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit overeenkomstig lid 1, kunnen de lidstaten toestaan of eisen dat het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan, naargelang het geval, de functies van het auditcomité vervult voor de toepassing van de in deze richtlijn en in Verordening (EU) nr. 537/2014 vervatte verplichtingen.

  3. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat de volgende organisaties van openbaar belang geen auditcomité hoeven te hebben:

    1. een organisatie van openbaar belang die een dochteronderneming is in de zin van punt 10 van artikel 2 van Richtlijn 2013/34/EU, indien de entiteit op groepsniveau voldoet aan de eisen van leden 1, 2 en 5 van dit artikel, artikel 11, lid 1, artikel 11, lid 2, en artikel 16, lid 5, van Verordening (EU) nr. 537/2014;

    2. een organisatie van openbaar belang die een icbe is als gedefinieerd in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32). of een alternatieve beleggingsinstelling (abi) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder a), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).;

    3. een organisatie van openbaar belang die als enige taak heeft op te treden als emittent van door activa gedekte waardepapieren als gedefinieerd in artikel 2, lid 5, van Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft (PB L 149 van 30.4.2004, blz. 1).;

    4. een kredietinstelling in de zin van punt 1 van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU, waarvan de aandelen niet zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt van een lidstaat in de zin van punt 14 van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 2004/39/EG en die, doorlopend of periodiek, uitsluitend schuldbewijzen heeft uitgegeven die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt, mits het totale nominale bedrag van al deze schuldbewijzen de 100 000 000 EUR niet overschrijdt en de instelling geen prospectus uit hoofde van Richtlijn 2003/71/EG heeft gepubliceerd.

    De organisaties van openbaar belang als bedoeld onder c) geven het publiek een toelichting op de redenen waarom zij van mening zijn dat het niet passend is om een auditcomité te hebben of om een leidinggevend of toezichthoudend orgaan te hebben dat soortgelijke bevoegdheden heeft als een auditcomité.

  4. In afwijking van lid 1 kunnen de lidstaten besluiten dat een organisatie van openbaar belang geen auditcomité heeft of hoeft te hebben, mits de organisatie beschikt over (een) orga(a)n(en) dat/die soortgelijke bevoegdheden heeft/hebben als een auditcomité, en dat/die is/zijn opgericht en werkt/werken overeenkomstig de geldende bepalingen in de lidstaat waarin de te controleren entiteit is geregistreerd. In dit geval maakt de entiteit openbaar welk orgaan deze bevoegdheden heeft en hoe het orgaan is samengesteld.

  5. bis. De lidstaten kunnen toestaan dat de aan het auditcomité toegekende taken met betrekking tot duurzaamheidsrapportaering en met betrekking tot de assurance van duurzaamheidsrapportering, in hun geheel worden uitgevoerd door het leidinggevende of toezichthoudende orgaan, of door een door het leidinggevende of toezichthoudende orgaan ingesteld orgaan.

  6. Wanneer alle leden van het auditcomité leden zijn van het leidinggevende of toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit, kan de lidstaat bepalen dat het auditcomité is vrijgesteld van de onafhankelijkheidsvereisten van lid 1, vierde alinea.

  7. Onverminderd de verantwoordelijkheid van de leden van het leidinggevende, bestuurs- of toezichthoudende orgaan of van andere leden die worden benoemd door de algemene aandeelhoudersvergadering van de gecontroleerde entiteit, heeft het auditcomité onder meer tot taak:

    1. het leidinggevende of het toezichthoudende orgaan van de gecontroleerde entiteit in kennis te stellen van het resultaat van de wettelijke controle en, in voorkomend geval, van het resultaat van de assurance van duurzaamheidsrapportering, en toe te lichten hoe de wettelijke controle en de assurance van duurzaamheidsrapportering hebben bijgedragen tot de integriteit van respectievelijk de financiële verslaglegging en de duurzaamheidsrapportering en welke rol het auditcomité in dat proces heeft gespeeld;

    2. het proces voor financiële verslaglegging en, in voorkomend geval, duurzaamheidsrapportering, met inbegrip van het in artikel 29 quinquies van Richtlijn 2013/34/EU bedoelde elektronische verslagleggingsproces, te monitoren alsook het proces dat de onderneming uitvoert om de informatie in kaart te brengen die wordt gerapporteerd volgens de op grond van artikel 29 ter van die richtlijn vastgestelde duurzaamheidsrapporteringsstandaarden, en aanbevelingen of voorstellen te doen om de integriteit daarvan te waarborgen;

    3. de doeltreffendheid van de systemen inzake interne kwaliteitscontrole en risicomanagement en, in voorkomend geval, de interne audit van de onderneming met gevolgen voor de financiële verslaglegging en, in voorkomend geval, de duurzaamheidsrapportering van de onderneming te monitoren, met inbegrip van het elektronische verslagleggingsproces ervan als bedoeld in artikel 29 quinquies van Richtlijn 2013/34/EU, zonder zijn onafhankelijkheid te verliezen;

    4. de wettelijke controle van de jaarlijkse en de geconsolideerde financiële overzichten en, in voorkomend geval, de assurance van de jaarlijkse en geconsolideerde duurzaamheidsrapportering te monitoren, in het bijzonder de uitvoering ervan, met inachtneming van de bevindingen en conclusies van de bevoegde autoriteit op grond van artikel 26, lid 6, van Verordening (EU) nr. 537/2014;

    5. de onafhankelijkheid van de wettelijke auditors of auditkantoren te beoordelen en te monitoren overeenkomstig de artikelen 22, 22 bis, 22 ter, 24 bis, 24 ter, 25 ter, 25 quater en 25 quinquies van deze richtlijn, en overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 537/2014, waarbij met name wordt nagegaan of de verstrekking van niet-controlediensten aan de gecontroleerde entiteit overeenkomstig artikel 5 van die verordening wenselijk is;

    6. verantwoordelijkheid te dragen voor de procedure voor de selectie van wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en) en het voordragen van de te benoemen wettelijke auditor(s) of auditkanto(o)r(en) overeenkomstig artikel 16 van Verordening (EU) nr. 537/2014, behalve wanneer het bepaalde in artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 537/2014 wordt toegepast.

Hoofdstuk XII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48

Comité

  1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité (hierna „het comité” genoemd). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13)..

  2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

  3. bis.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 van dat besluit.

  4. Uiterlijk op 31 december 2010, en vervolgens ten minste om de drie jaar, toetst de Commissie de bepalingen betreffende haar uitvoeringsbevoegdheden en dient zij bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de werking van deze bevoegdheden. In dit verslag wordt met name onderzocht of het noodzakelijk is dat de Commissie op deze richtlijn wijzigingen voorstelt, teneinde een passende reikwijdte van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden te waarborgen. De conclusie volgens welke een wijziging al dan niet noodzakelijk is, wordt nader gemotiveerd. Indien noodzakelijk gaat het verslag vergezeld van een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de bepalingen die aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden verlenen.

Artikel 48 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

  1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

  2. De in de artikelen 26, lid 3, 45, lid 6, 46, lid 2, en 47, lid 3, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 16 juni 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

    De in artikel 26 bis, lid 2, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd.

  3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 26, lid 3, artikel 26 bis, lid 3, artikel 45, lid 6, artikel 46, lid 2, en artikel 47, lid 3, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

  4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

  5. Een op grond van artikel 26, lid 3, artikel 26 bis, lid 3, artikel 45, lid 6, artikel 46, lid 2, of artikel 47, lid 3, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van vier maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 50

Intrekking van Richtlijn 84/253/EEG

Met ingang van 29 juni 2006 wordt Richtlijn 84/253/EEG ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar deze richtlijn.

Artikel 51

Overgangsbepaling

Wettelijke auditors en auditkantoren die overeenkomstig Richtlijn 84/253/EEG door de bevoegde autoriteiten zijn toegelaten vóór de inwerkingtreding van de in artikel 53, lid 1, bedoelde bepalingen, worden beschouwd als zijnde toegelaten overeenkomstig deze richtlijn.

Artikel 52

Minimumharmonisatie

De lidstaten die de wettelijke controle van jaarrekeningen verplicht stellen, kunnen strengere voorschriften vaststellen, tenzij in de tekst van de richtlijn anders is vermeld.

Artikel 53

Omzetting

  1. De lidstaten dienen vóór 29 juni 2008 de bepalingen vast te stellen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

  2. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor de verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

  3. De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 54

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 55

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Ter informatie

Bovenstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via onderstaande links.